Hospital health issues in cleaning up after katerina by industrial Case Study

Hospital health issues in cleaning up after katerina by industrial hugienist - Case Study Example The water supply of the hospital contains raw sewerage, lethal bacteria, pesticides and insecticides. Furthermore, we have to immediately deal with mosquitoes and other insects to prevent the spread of malaria, west Nile disease etc. We are also faced with a serious problem regarding infectious waste and the possibility of exposure to biological and toxic contaminants. On the other hand, our team faces a high risk of Carbon Monoxide poisoning because the premises is unable to provide its own power supply. Therefore, all operations are powered using large FEMA portable energy generators. I carried out analytical tests on air samples from different parts of the hospital. The results are very alarming as the hospital air is contaminated with high levels of lethal air borne bacteria particularly the air sample taken from the hospital diagnostic laboratory and the operation theatres is extensively contaminated. Lack of ventilation is the major reason why air contamination has exaggerated over the last six weeks. In addition, most areas of the hospital are covered with mold therefore mold exposure is a serious issue as well. Furthermore, we need a fresh supply of vaccinations so all our workers can be immunized against disease which prevail after Katrina. (Richardson et al 2008; Nims 1999). Recommendations and Guidance: Spread of water borne diseases such as cholera needs to be controlled immediately. Clean drinking water is a basic necessity. Therefore, I strongly recommend that water for drinking and washing purposes should be boiled to kill lethal water borne pathogens. On the other hand, combination of chemical methods can also be employed to effectively remove harmful pathogens which cause diseases such as dysentery and cholera. I recommend the use of Personal Protective Equipment in order to minimize the incidence of problems associated with Carbon monoxide poisoning and exposure to air borne pathogens. However, improper use of PPE imposes serious health hazard s therefore I have planned to counsel members of our team who are not familiar with proper PPE usage. I recommend that all clean up recovery workers should use respiratory protective equipments and protective goggles while working in or near the vicinity of diagnostic lab, operation theatre and the pharmacy. It is mandatory for everyone involved in the clean up process to wear gloves (Nims 1999). I recommend that hospital cafeteria/kitchen on the first floor should be subjected to cleaning process immediately in order to prevent workers from eating in contaminated areas. Moreover, we will only be able to run one refrigerator on energy provided by the FEMA generators. Therefore, it is advisable to cook small portions of food in order to limit the use of the refrigerator. To increase ventilation I recommend the installation of portable units of Local Exhaust Ventilation systems, which would prove tremendously beneficial for long term management of air borne pathogens. (American Hospit al Association.1979). In addition, long term recovery efforts should involve the use of portable air cleaning devices which would significantly reduce the incidence of air borne diseases once the hospital service is re established. Hospitals floors should be disinfected by using combinations of disinfectants and in order to effectively eliminate molds it is necessary to dry all indoor areas. I

Rudiger Dornbuschs model Essay Example | Topics and Well Written Essays - 1000 words

Rudiger Dornbuschs model - Essay Example Bidian (3) notes the overshooting model will help us understand why: (i.) over the short run, there are deviations from purchasing power parity; (ii.) there is volatility in both the nominal exchange rate and in the real exchange rate. Using the money demand equation1, the UIP condition2 and the PPP condition3, the model uses [where yt is the national income, i* is the international interest rate (exogenous) and p* is the international price level (also exogenous)]: The crucial ingredient is the assumption that prices pt is sticky in short run (Bidian 3). The following figure on the monthly variability of the US dollar/Deutsch mark exchange rate and the US/German price ratio illustrates this point: Benigno (5-7) cites the following outcomes of monetary expansion in the Dornbusch model and the items must be noted in order to determine the long-run effect of the monetary expansion: 1) we know that aggregate demand has to be equal to the long run level of output given by y. Thus, we can conclude that long-run equilibrium will be on the vertical aggregate supply curve; 2) since i* (international/foreign interest rate) did not change, we know that in the long run equilibrium, I (local interest rate) = i*: our IS and LM curve need to return to the original equilibrium. Particularly, the increase in money supply translates into a proportional increase in the price level.3) Since the IS curve depends only on the real exchange rate, this means that the real exchange rate must return to the initial equilibrium. To determine its impact effect (keep in mind that goods market adjust slowly while financial markets adjust instantaneously), note that an increase in money supply determines a d ecrease in the domestic interest rates (the liquidity effect) in order to cushion the excess supply of real money balances (the excess supply brought about by sticky prices).Also, the UIP condition in the Dornbusch model holds which implies that the decline in the domestic interest rate is compatible only if there is an equilibrating change in the nominal exchange rate. In order to keep domestic assets in their portfolio, households must foresee that the nominal exchange rate will appreciate along the path that goes to the long-run equilibrium. Meanwhile, in order to generate expectation of appreciation, the nominal exchange rate overdepreciates (overshoots), so as the domestic currency becomes undervalued that it is expected to appreciate in the future. Given the depreciation of the nominal exchange rate the IS curve then shifts outward. Suppose an unanticipated permanent increase in money supply m occurs, Bidian (4-5) cites the following outcomes to take place: due to fixed prices (in short run) and exogenous output, this means that the interest rates decrease by m/. Since long run money neutrality means that the change in money supply is (fully) incorporated into the price level, hence pt+1 increases by m. Equation (3) implies that in the absence

Theorieën Motorische Ontwikkeling

Theorieà «n Motorische Ontwikkeling Inleiding Motoriek is heel ruim gezegd, de beweeglijkheid van het lichaam. Om te weten wat er onder de motorische ontwikkeling wordt verstaan zullen wij ons in dit hoofdstuk gaan verdiepen. In dit hoofdstuk worden verschillende theorieà «n over de ontwikkeling van het bewegen en de motorische ontwikkeling beschreven. Enig inzicht in de achtergrond van de motorische ontwikkeling kan ons weer een stapje verder helpen bij het beter observeren en begrijpen van kinderen die zich anders of trager ontwikkelen dan hun leeftijdsgenootjes. De observaties bespreken wij later in hoofdstuk 7 en 8. Hier wordt duidelijk hoe je als leerkracht kunt observeren Hopelijk leidt dit inzicht tot betere antwoorden op het gedrag van deze kinderen, kortom tot beter onderwijs.Daarnaast wordt de globale motorische ontwikkeling van het jongere kind en het oudere kind beschreven. Wat betekent motoriek? De motoriek heeft betrekking op de bewegingen die het lichaam maakt; zoals arm en beenbewegingen. De motoriek bestaat uit een nauwe samenwerking tussen hersenen, spieren en ledematen. Het evenwicht, de ogen, de oren enhet autonome zenuwstelsel zijn er bij betrokken. De grove motoriek wordt als eerst ontwikkeld. Grijpen, rollen, zitten, kruipen, staan, lopen, klimmen en fietsen zijn de bekende ontwikkelingsfasen. Iedere fase van motorische ontwikkeling van een kind is noodzakelijk voor het latere functioneren.De hersenen worden door de motorische ontwikkeling op een bepaalde manier geactiveerd. De hersenen intregeren de motorische handelingen, ook wel automatiseren genoemd. Als dit automatiseren niet ontwikkelt zal een kind altijd de aandacht moeten houden bij de activiteit. Het kind kan dan niet twee dingen tegelijkertijd doen, zoals: fietsen en op het verkeer letten, lopen en praten.Deze sensorische integratie en de automatisering van bewegingen zijn belangrijk om goed te kunnen fun ctioneren. We kennen twee verschillende soorten ontwikkelingen in de motoriek namelijk; de grove motoriek en de fijne motoriek. De grove motoriek zijn alle grote bewegingen die je maakt met je lichaam zoals fietsen, zwaaien of lopen. Bij de fijne motoriek hebben we het over de kleine bewegingen die je bijvoorbeeld met je hand of vingers maakt zoals; schrijven of tekenen. Een voorbeeld van de grove motoriek wanneer deze niet goed ontwikkeld is zou kunnen zijn dat je vaak omvalt of tegen obstakels oploopt, bij de fijne motoriek zou het kunnen zijn dat je moeite hebt om dingen te kunnen oprapen. We kunnen dus wel zeggen dat alleen met een goede motoriekje gecontroleerde bewegingen kunt maken. (http://www.motoriekoefeningen.mysites.nl/mypages/motoriekoefeningen/107693.html) Het verloop van motorische ontwikkeling van het kind Het verloop van de motorische ontwikkeling begint tijdens het eerste levensjaar, daarom wordt in deze paragraaf naast de ontwikkeling van het schoolkind ook de ontwikkeling van babys peuters en kleuters besproken. Hierna wordt door middel van een overzicht, duidelijk welke ontwikkelingen een kind doormaakt per levensjaar. Tijdens het eerste levensjaar van een kind gebeurt er veel op motorisch gebied. Een pasgeboren baby doet veel vanuit reflexen. Zo heeft hij een sterke grijpreflex en een zuigreflex. Al snel gaat het kind bewuster grijpen, draaien, weer later gaat het zitten, etc. In eerste instantie gebeurt dit vanuit een aangeboren drang. Als voorbeeld nemen we het rollen. Eerst rolt een kind vanuit een innerlijke drang. Soms is dit helemaal niet handig, als bijvoorbeeld de nek nog niet zo getraind is, en hij dus steeds met zijn neus op het boxkleed ligt. Terug rollen leert een kind pas wat later, ook heel lastig als je moe wordt van je hoofd alsmaar omhoog houden. Naarmate het kind vaker rolt, wordt het kind er steeds behendiger in. Het kind ontdekt dat het dan ergens dichterbij komt. Weer later leert een baby dat hij dus al rollend ergens naar toe kan gaan, dat hij dus het rollen zelf in kan zetten als hij bijvoorbeeld een speeltje wil hebben dat net buiten handbereik ligt. Het karakter van het ki nd heeft grote invloed op het tempo van zijn ontwikkeling. Het ene kind is banger cq voorzichtiger uitgevallen dan het andere kind. Gelukkig gaat ieder kind uiteindelijk toch draaien of lopen. Dreumesen en peuters zijn dol op helpen bij huishoudelijke taken. Afwassen, schoonmaken, vegen, opruimen. Als ze willen, mogen ze helpen. Slepen met de stoeltjes, het fornuisje en het poppenbedje. Hierdoor wordt de motorische ontwikkeling op allerlei manieren gestimuleerd. De fijne motoriek door puzzelen, kleien, tekenen, schilderen, plakken, bellen blazen etc. De grove motoriek door verkleden, met zn allen stoeien op de matras, buiten spelen in de zandbak, fietsen, rennen, etc. Buiten spelen biedt hierbij vele mogelijkheden. Het leren inschatten van gevaar leren kinderen pas rond de leeftijd van vier jaar. Tot die tijd kunnen ze meestal niet voldoende inschatten wat ze wel en niet kunnen. Peuters hebben de drang in zich om te klimmen. Zij kijken anders tegen de wereld aan dan volwassenen. Als zij een bank zien, daagt dat uit tot klimmen, en hetzelfde geldt voor een vensterbank, een biels en een tuinstoel. De spierkracht neemt in een jaar tijd enorm toe. Bij het schoolgaande kind wor dt de motoriek steeds verfijnder en verder uitgewerkt. De kinderen oefenen al snel hun jas dicht maken, hun veters strikken, tanden poetsen, huppelen, klimrekkeren, steppen enz. Door knutselen en spelen met lego en andere bouwmaterialen wordt de fijne motoriek geoefend. Door timmeren leer je je krachten te bundelen en te gebruiken. Door de vele oefening in de motoriek kunnen de kinderen veel beter hun handen afzonderlijk van elkaar gebruik. De kinderen gaan steeds netter schrijven en gaan hiermee ontdekken. Zo zie je aan het eind van de basisschool periode steeds meer verschillende vormen in handschriften. Daarnaast neemt het uithoudingsvermogen toe doordat kinderen continu in beweging is. Hierdoor wordt ook de motorische ontwikkeling steeds nauwkeuriger, kinderen maken tijdens hun beweging, fijnere en kleinere bewegingen. Doordat de oudere basisschool kinderen erg competief zijn in sportactiviteiten leren de kinderen steeds meer te ontdekken. Ook dit is weer positief voor hun motor ische ontwikkeling, omdat zij bewegingen maken waarbij de motoriek centraal staat, zoals voetbal, klimmen etc. Concreet overzicht motorische ontwikkeling tot 12 jaar 0 tot 4 jaar; Zelf bij babys zie je al heel snel dat er een motorische ontwikkeling plaats vindt. Wanneer babys geboren worden zullen zij al snel knipperen met hun ogen en zuigen zij direct. Wanneer de babys wat ouder zijn zullen zij objecten gaan volgen met de ogen, dit voorwerp moet echter wel groot zijn. Rond 8 maanden leren de babys met hun handen te klappen en worden de oogbewegingen nauwkeuriger. De babys kunnen dan een klein voorwerp met hun ogen volgen. Vanaf 1 jaar gaan de kinderen o.a. zitten, kruipen, oppakken en stapelen. De motorische ontwikkeling wordt steeds verder ontwikkeld. Om deze ontwikkeling mogelijk te kunnen maken groeit het lichaam gelijdelijk en neem de spierkracht toe. Vanaf 2 jaar kunnen de kinderen al wat tekenen zoals een herkenbaar menselijk figuur. Vanaf 3 jaar ontwikkelen de kinderen hun motoriek ook door middel van bewegingesspelletjes, door bijvoorbeeld te schommelen, springen, ballen en/of stoeien. (http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/kinderen/26174 -motorische-ontwikkeling-wat-kan-n-kind-op-welke-leeftijd.html) 4 tot 6 jaar; De motoriek wordt steeds beter bij de jonge kleuter. De jonge kleuter krijgt meer controle over de bewegingen die hij maakt. De pols en de vingers maken steeds meer nauwkeurige bewegingen. Jonge kinderen hebben een de drang om te spelen en te bewegen, om dit te kunnen doen hebben zij ruimte nodig zoals bij het spel; hinkelen of op à ©Ãƒ ©n been staan. De fijne motoriek verbeterd, en de jonge kinderen leren allerlei oefeningen om de fijne motoriek te stimuleren zoals binnen de lijntjes kleuren en de knopen dicht maken. Maar ook de grove motoriek wordt steeds beter, het kind kan nu beter met een bal overweg en valt niet meer of minder tijdens het rennen. Rond 5 jaar kunnen de kinderen al hun potlood vast houden en worden de eerste letters en woorden geschreven. Vanaf 6 jaar is het evenwichtsgevoel voortdurend in ontwikkeling en leert het kind bijvoorbeeld touwspringen. (http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/kinderen/26174-motorische-ontwikkeling-wat-kan-n-kind-op-welke-lee ftijd.html) 6 tot 9 jaar; Vanaf 6 tot 9 jaar wordt de motoriek, de evenwicht en de coà ¶rdinatie beter. Dee handen kunnen nu afzonderlijk van elkaar worden gebruikt. Doordat de kinderen zoveel bewegen wordt de fijne motoriek nauwkeuriger en de uithoudingsvermogen en behendigheid nemen toe. (zie schema motorische vaardigheidslijnen Bijlage 1) 9 tot 12 jaar; Vanaf 9 tot 12 jaar is het coà ¶rdinatievermogen goed en het uithoudingsvermogen is groter. Dit betekent dus dat ze langer dingen vol kunnen houden. Daarnaast leren de kinderen onderscheid te maken tussen kinderen onderling; het ene kind kan meer dan het andere kind. Hierdoor onstaat er een competitie-element en krijgen de kinderen belangstelling voor sport en wedstrijden. De kinderen koppelen de vaardigheden aan dat de sociale status; zo vinden zij bijvoorbeeld dat behendige kinderen populairder zijn. (zie schema motorische vaardigheidslijnen Bijlage 1) Theorieà «n motorische ontwikkeling Over de motorische ontwikkeling zijn veel verschillende theorià «n. Om een goed beeld te krijgen op de motorische ontwikkeling hebben wij de 3 bekendste uitgelicht, namelijk; Het (neurologisch) ontwikkelingsmodel van Mesker (hfst 1.5) De senso-motorische ontwikkeling van Ayres (hfst 1.6) De ontwikkelingslijnen van Gesel (hfst 1.7) In de volgende paragrafen worden de hierboven genoemde 3 theorià «n toegelicht, waarna wij een conclusie zullen trekken over welke theorie of theorieà «n het meest bruikbaar is/zijn voor ons onderzoek en dan met name voor het te ontwikkelen beroepsproduct; Uitgangspunt blijft hierbij onze onderzoeksvraag; Hoe kan de motorische achterstand van kinderen met schrijfproblemen op de Dialoog worden verkleind? Het neurologische ontwikkelingsmodel van Mesker Mesker gelooft in de relatie tussen de lichamelijke ontwikkeling en de hersenen. Als het zenuwstelsel rijpt verandert ook het bewegingsapparaat. Mesker heeft meerdere dingen uitgevonden onder andere: rechtopstaand schoolbordje psycho-dominantiebord Een kind maakt met beide handen patronen op het bord, veelal ritmisch en met ondersteuning met klanken of woorden (schrijfdans). Dit wordt veel gebruikt door remedial teachers om gelijktijdige bewegingen met de linker- en de rechterhand/kant bij kinderen te verbeteren. Het wordt ook gebruikt bij handschrift verbetering en als remedie bij dyslexie. Hieronder worden de 4 verschillende fasen van Mesker beschreven. Het is handig voor leerkrachten om deze te herkennen. Het geeft een leerkracht de mogelijkheid om te kunnen zien hoe de motorische ontwikkeling van kinderen loopt, zodat men meer begrip krijgt over achterstanden in de totale ontwikkeling van het kind. De antagonistische (tegengestelde) fase of slurffase (tot 4 jaar) In de eerste fase van de motorische ontwikkeling verlopen de meeste bewegingen via een links-rechtsantagonisme. Dit houdt in dat de spierwerking in de ene lichaamhelft antagonistisch is aan die van de andere helft. Het werkt dus tegenovergesteld. Als de ene hand ontspant, spant de andere kant. Als een hand knijpt, spreidt de andere hand zich. Deze tegenbewegingen worden synkinesieà «n(tegenbewegingen) genoemd en zijn dwangmatig. Een impuls in de linkerhersenhelft wordt automatisch doorgegeven als tegenbeweging in de rechter hersenhelft. Slurfbeweging/slurfmotoriek Afgeleid van de slurf van een olifant. Ook wel actie-reactie bewegingen genoemd. In deze fasen zijn twee typen bewegingen. Kinderen leren tegenovergestelde (antogonistische) bewegingen te maken, bijvoorbeeld trappelen. Ook laten kinderen in deze fase tegenbewegingen (synkinesieà «n) zien, zo zal een baby van 6 maanden een vuist maken, terwijl hij zijn andere hand strekt. Voorbeelden van deze fase: ontwikkeling van trappelen, kruipen, lopen Opvallend is dat veel kinderen die niet hebben gekropen motorische problemen hebben. de symmetrische fase of motorische fase (4 6 jaar) Deze fase houdt in dat de hersens- en lichaamsactiviteiten in deze fasen links en rechts identiek zijn, symmetrisch. Ook in deze fase zijn 2 soorten bewegingen. Een kind leert in deze fase veel symmetrische bewegingen. Deze bewegingen zijn identiek (gespiegeld) in de linker- en rechter lichaamshelft en/of identiek in het boven- en onderlichaam. Voorbeelden van deze fase: met twee benen tegelijk springen, maken van een rechte koprol (3,5 jaar) met twee handen een bal vangen. recht zitten, staan Aan de andere kant is het nog niet goed mogelijk om een lichaamshelft te bewegen zonder dat de andere (dwangmatig) meebeweegt. Ook deze meebewegingen worden synkinesieà «n genoemd. Synkinesieà «n worden ook wel neurologische associaties genoemd. Bijvoorbeeld: als een kind op zijn hakken loopt, doen zijn polsen en armen mee; die gaan buigen (synkinesieà «n onder/boven) Als een kind de symmetrische fase goed heeft doorlopen dan: laat het kind geen onnodige symmetrische bewegingen zien beheerst het kind de essentià «le symmetrische bewegingsvormen Ook volwassen laten meebewegingen zien en/of nieuwe bewegingen. Het gaat bij kinderen om het laten zien van mee-bewegingen bij alledaagse, eenvoudige bewegingen. Lateralisatie fase (7 jaar) Dit is de fase waarin er verschillen ontstaan tussen de linker- en rechter hersenhelft en daardoor in de linker- en rechterlichaamshelft. Er is een aansturing vanuit het hersenhelft zonder dat de ander meedoet. Hierdoor is het mogelijk verschillende bewegingen van de verschillende lichaamsdelen onafhankelijk van elkaar te laten plaatsvinden. Gekoppelde of associeerde bewegingen vinden plaats in de antagonistische en de symmetrische fase. Losgekoppelde of gedissocieerde bewegen worden mogelijk in de lateralisatie fase. Dissociatie: het tegenovergestelde van associatie, betekent letterlijk: loskoppelen. Voorbeelden van dissociatieve bewegingen: De schoolslag wordt mogelijk, Armen en benen maken na elkaar een andere beweging. Touwtje springen wordt mogelijk; draaien en springen tegelijk. In de lateralisatie ontwikkelt een lichaamshelft zich meer doelgericht. De andere lichaamshelft werkt meer ondersteunend. Dit kan men zien bij de handen en voeten. De schrijfhand en de steunhand en het schietbeen en steunbeen. Lateralisatie is geen ontwikkeling tot eenhandigheid, maar een ontwikkeling tot een consequente taakverdeling en samenwerking in tweehandigheid. dominantie; einde lateralisatie fase(7-8 jaar) Deze fase is het eindproduct van de neurologische motorische ontwikking. De mogelijk bestaat om verschillende lichaamsdelen te laten samenwerken en er is geen sprake van dwangmatig neurologische synkinisieen (bepaalde lichaamsdelen werken niet meer automatisch en symmetrisch mee) bij veel gebruikte dagelijkse bewegingen. Voorbeelden: Het schoppen tegen een bal: Het standbeen moet het lichaam in balans houden terwijl het schopbeen half gebogen in beweging vaart maakt om tegen de bal te schieten. Het schrijven: Een voorkeurshand, waarbij tegelijkertijd meerdere motorische handelingen plaatsvinden. (de schrijfbewegingen vanuit het soepele polsgewricht worden gemaakt met voldoende steun vanuit het lichaam en met stabiele houding.) Voor de gehele paragraaf; Zorg voor beweging, W. van Gelder, M. Berg (1999). Heeswijk-Dinther: Esstede (blz.24-32) Schrijven met zorg, A. van Vledder en E. van Dijk (2000). Baarn:HB Uitgevers (blz. 95-98) Schrijven als een oefenvak, Handboek voor didactiek en praktijk, Drs.A. van Engen. (7e druk 1998). Vries: Van Engen BV.(blz. 30-38) Het neurologische ontwikkelingsmodel van Ayres Theorieà «n motorische ontwikkeling. Enig inzicht in de achtergrond van de motorische ontwikkeling kan men weer een stapje verder helpen bij het beter observeren en begrijpen van kinderen die zich anders of trager ontwikkelen dan hun leeftijdgenootjes. Hopelijk leidt dit inzicht tot betere antwoorden op het gedrag van deze kinderen, kortom tot beter onderwijs. De sensomotorische ontwikkeling van Ayres Motoriek heeft te maken met bewegen. Het woord  ´senso ´ is veel minder bekend. Het woord  ´senso ´ verwijst naar de zintuigen. Een vertaling van sensomotorische ontwikkeling zou kunnen zijn: De ontwikkeling van de samenwerking van de zintuigen en motoriek. De ontwikkeling van de interactie tussen zintuigen en bewegingsapparaat. Van belang bij de sensomotorische ontwikkeling is de sensorische integratie: een samenwerking tussen de zintuigen en de motoriek. Bijvoorbeeld: Oorzaak gevolg : als iemand zijn hand op een hete plaat legt dan trekt hij zijn hand weg. Actie- reactie : als iemand op zijn schouder wordt getikt dan kijkt hij om, zonder na te denken waar de prikkel vandaan komt. Ayres onderscheidt 5 zintuigelijke systemen: Het auditieve systeem: horen. Het vestibulaire systeem: dit systeem zorg dat men in evenwicht blijft en niet omvalt. Het visuele systeem: zien. Het proprioceptieve: geeft informatie door vanuit spieren en gewrichten en geeft men daarmee informatie over de houding en positie van lichaamsdelen. Via dit systeem voel men hoe hard/zacht, groot/klein men moet bewegen. Het tactiele systeem: (de tastzin) geeft informatie over allerlei aanrakingen van de huid. Een goed proprioceptief en het tactiel systeem zorgen voor bewegingsgevoel: balgevoel, mooie gestileerde bewegingen, kleine bewegingen, etc. Als verwerkingsprobleem van de informatie van de verschillende zintuigen noemt Ayres met name het over- of ondergevoeligheid van een systeem. Hier volgen 2 voorbeelden. Voorbeeld 1: Een vestibulaire overgevoelig kind zal bijvoorbeeld snel duizelig zijn. Bij een koprol of in een attractie op de kermis, vaak ook misselijk in de auto. Het systeem raakt snel overprikkeld. Veel van deze kinderen worden voorzichtig. Als het vestibulaire systeem ondergevoelig is, is voor een kind niets te gek. Hij kent zijn eigen grenzen niet. Botst snel, loopt in de rij tegen andere kinderen op, is vaak overmoedig. Een kind wijzen op zijn gedrag met als bedoeling dat dit gedrag veranderd, heeft zelden het gewenste effect. De kans is groot dat deze goedbedoelde aanwijzingen ten koste gaan van het gevoel van eigen waarde van het kind. Voorbeeld 2: Tactiel overgevoelige kinderen houden niet van vieze handen en bijvoorbeeld van stukjes of brokjes in het eten en -in extreme gevallen- zelf niet van kleren aan hun lijf. Het neurologische ontwikkelingsmodel van Gesell De ontwikkelingslijnen van Gesell Gesell beschreef als eerste een systematiek in de ontwikkeling van het kind. Hij onderscheidt de volgende ontwikkelingsvelden: Adaptatie: toepassing van de motoriek in het dagelijkse leven en spel. Klein motorische ontwikkeling: ontwikkeling van kijken tot grijpen en manipuleren. Grootmotorische ontwikkeling: ontwikkeling van hoofdbalans tot lopen. Spraak- en taalontwikkeling: ontwikkeling van communicatieve vaardigheden. Deze velden zijn al aanwezig voor de geboorte. De ontwikkeling wordt vastgelegd en normatieve ontwikkelingsschalen. Genoemd de key ages oftewel sleutelleeftijden, de momenten waarop een mijlpaal wordt bereikt in de ontwikkeling. Adaptatie is het belangrijkste ontwikkelingsveld. Het kind leert door zijn adaptieve gedrag analyseren, integreren en relaties herkennen. Gesell beschouwde adaptatie als de voorloper van de (latere) intelligentie, waarbij eerdere opgedane ervaringen gebruikt worden bij het oplossen van problemen. De vier ontwikkelingslijnen van Gesell met betrekking tot de motorische ontwikkeling: De ontwikkeling van kop naar voet (evenwicht) Een kind dat net geboren is kan op een gegeven moment zijn hoofd rechtop of omhoog (balanceren) houden. Daarna gaat het, als het ongeveer 6 maanden is, zitten (evenwicht in hoofd en romp), vervolgens kruipen (evenwicht in schouders en heupen) en tenslotte staan (evenwicht ook in voeten). Kinderen met een zwak ontwikkeld evenwicht laten vaak zien dat ze een wiebelend los hoofd hebben en/of veel gecorrigeerde bewegingen met de armen maken. In het algemeen leren deze kinderen laat zitten. Niet of laat kruipen en laat fietsen op een fiets zonder zijwielen. De ontwikkeling van binnen (romp) naar buiten (ledematen) De ontwikkeling van binnen naar buiten is een ontwikkeling vanuit de romp via de gewrichten die het dichtst bij de romp zitten (schouders en heupen) steeds meer naar buiten, tot in de vinger en teentoppen. Bijvoorbeeld: Een kind van 3 jaar draait een touwtje rond dat het met à ©Ãƒ ©n hand vasthoud. Hij maakt een hele grote draaibeweging vanuit de schouder. Een kind van 6 jaar zal bij dezelfde beweging slecht de hand/pols bewegen. In het onderwijs gaat men ervan uit dat op ongeveer 6 jarige leeftijd de sturing in de pols en hand plaatsvindt. Er dan met het schrijfproces gestart. Voor veel kinderen kan dit tot frustraties leiden, omdat de basis voorwaarden om tot schrijven te komen nog niet aanwezig zijn. Éà ©n van deze voorwaarden is een voltooide ontwikkeling van binnen naar buiten. De ontwikkeling van enkelvoudige naar samengestelde beweging Het aanleren van een beweging vindt plaats van enkelvoudig naar samengesteld. We kunnen deze volgorde het best voorstellen bij het aanleren van een dansje. Er wordt bijvoorbeeld eerst een (eenvoudige) beenbeweging geleerd. Als deze bewegingen worden beheerst, dan kan men een armbeweging bijmaken. Hierna volgt het hoofd, de mimiek en eventueel kan erbij worden gezongen. Het geheel is samengesteld uit steeds meer componenten. De hoeveelheid componenten die men tegelijkertijd kan uitvoeren is afhankelijk van aanleg en ervaring. Een voorbeeld van een samengestelde beweging is; Stuiten op de plaats naar dribbelen (stuiten en looppas). Voor een groot deel valt deze ontwikkeling samen met de lateralisatiefase van Mesker. In deze fase wordt het mogelijk op verschillende lichaamsdelen onafhankelijk van elkaar te gebruiken. De ontwikkeling van totaal (massaal) bewegen naar lokaal (effectief) bewegen. Het bewegen van jonge kinderen met name babys, kenmerk zich door de totaliteit van de beweging. Als een baby probeert iets aan te raken boven zijn wieg, doen de andere arm, de benen en mimiek mee. Het in zijn totaliteit bewegen gaat geleidelijk over in meer lokaal bewegen. Alleen het lichaamsdeel dat nodig is beweegt. Zo kan een 8 jarige zittend schrijven zonder dat iets anders beweegt dan zijn hand (onderarm) en zijn pen. Voor de meeste 4 jarigen is dat onmogelijk. Voetenschuiven, spanning in de schouder en een meebewegende andere hand zijn vaak te zien. In de theorie van Mesker is deze ontwikkeling te zien in het optreden van synkinesieà «n. Van tegenbewegingen naar meebewegingen naar spanning in de andere lichaamshelft tot ontspanning. In de laatste fase zou je ook kunnen spreken van lokaal, efficià «nt bewegen. Een voorbeeld van massaal naar lokaal: Een peuter van 2 jaar die een bal weggooit, gooit met zijn hele lichaam. Als kinderen 8 jaar zijn, gooien ze een bal door met twee handen een korte beweging te maken, waarna de handennawijzen. Zorg voor beweging, W. van Gelder, M. Berg (1999). Heeswijk-Dinther: Esstede (blz. 24-33) Samenvatting De motoriek heeft betrekking op bewegingen van het lichaam, zoals arm en beenbewegingen Er wordt over 2 soorten motoriek gesproken, namelijk de grove en de fijne motoriek. Bij de grove motoriek, gaat het om de grote, grove bewegingen die je met je lijf maakt. De fijne motoriek zijn meer de kleinere bewegingen die je met je handen en vingers maakt. Over de motorische ontwikkeling zijn veel vesrschillende theorieà «n; namelijk; Het (neurologisch) ontwikkelingsmodel van Mesker De senso-motorische ontwikkeling van Ayres De ontwikkelingslijnen van Gesel Volgens Mesker verloopt de ontwikkeling van de motoriek via een aantal fasen. Bovendien kan men in de schema Motorische Basisvaardigheden aflezen wat een kind op een bepaalde leeftijd zou moeten beheersen. Volgens Ayres heeft de motoriek te maken met bewegen en kijkt vanuit de sensomotorische ontwikkeling. Het woord  ´senso ´ verwijst naar de zintuigen. Een vertaling van sensomotorische ontwikkeling zou kunnen zijn: De ontwikkeling van de samenwerking van de zintuigen en motoriek. De ontwikkeling van de interactie tussen zintuigen en bewegingsapparaat. Gesell beschreef als eerste een systematiek in de ontwikkeling van het kind. Hij onderscheidt de volgende ontwikkelingsvelden: Adaptatie: toepassing van de motoriek in het dagelijkse leven en spel. Klein motorische ontwikkeling: ontwikkeling van kijken tot grijpen en manipuleren. Grootmotorische ontwikkeling: ontwikkeling van hoofdbalans tot lopen. Spraak- en taalontwikkeling: ontwikkeling van communicatieve vaardigheden. Nu er een duidelijkbeeld is gegeven over het verloop van een normale motorische ontwikkeling, zal er worden gekeken naar wanneer de motorische ontwikkeling niet soepel verloopt; waarbij wij ons afvragen welke kenmerken een motorische achterstand heeft.

Writing as a Career Essay -- Informative

Many writers would like to categorize there reasons for being writers, and there are different reasons according to the kind of writing the writer does. The author can be viewed for the reasons of loving what they write about, then they could be viewed as one who likes to write novels, or bigger books, and then there is the ones who do it because it means a lot to their lifestyle. There are many reasons for becoming a writer, which are included in some of the authors’ thoughts. A writer is viewed as someone who is looking for subjects inquires, but not after what he loves best, but in what he thinks he loves at all (Dillard 1). Many writers wonder the reasons for which they write by wondering why, what, and how do they do it, but the writers like to write on part of the idea that they can share what they are doing at that very time and place, be it walking up and down in a little room or something similar (Kincaid 1). Although these two authors categorize there reasons for be ing writers in a similar fashion, they have some differences. There are some authors whom like to stay anonymous, when they do their work. They may appear to want their work to be anonymous, but by all fashion the work is later on published anyways (Sanders B4). Some authors can also view how writings has effected there lifestyles, because of their writing. There’s always a mystery behind the creative writing process, but it’s a boring mystery and some look at it differently (King 1). Some others believe that there writing in turn teaches others in multiple states and they can benefit from some of the hard-won benefits (Cubberly A4). There is always different reasoning behind authors’ ideas of writing, but these are many of the categori... ...ject of inquiries, but this would not be seen until they think about it (Dillard 1). Most of the writers wonder the reasons for which they write by thinking why, what and how do they write it. Some think about what they are doing everyday be it walking up and down in a room or something of that matter (Kincaid 1). Even with the amount of categorizes that you can place authors into they all have similarities, and differences. Some also would like to appear anonymous when they do their work (Sanders B4). But some wonder about the mysteries that hide behind the creative writing process, as it is a boring mystery for many but not to the author (King 1). This is how the authors could be categorized into the reasons in which the writers write about what they do, and how there are always differences between the authors themselves that can prove why authors are different.

Tobacco Industry Csr Malaysia

1. 0 INTRODUCTION Major tobacco firms in Malaysia have begun investing aggressively Corporate Social Responsibility activities to build a positive public image and brand activities via large contributions into social programs nationwide, and to be recognised as contributors to the greater common good. Although CSR is considered as a corporate entity along standards of business ethics, tobacco industry philanthropic activities encounter much criticism and threat of a comprehensive ban on CSR atop present legislations for Tobacco Advertising, Promotion & Sponsorship worldwide.Many concerns have been raised over the practice; alleging that the motives behind tobacco industry CSR are to manipulate public perception of responsible marketing practices and gain favourable position for the individual firms in Malaysia. 2. 0 CSR AND ITS STRATEGIC ADVANTAGES Holme and Watts define CSR as an ongoing pledge by corporations to conduct themselves in an ethical manner and contribute to economic gro wth while developing the quality of workforce livelihood and their families, and the overall local community and societies.CSR programs were developed to answer public urges for corporations to advocate ethical, environmental, health and labour regulations. The Sustainability Entrepreneurship Model by Young and Tilley, as shown in Appendix I, comprises of six decisive factors: eco-efficiency, socio-efficiency, eco-effectiveness, socio-effectiveness and sufficiency and ecological equity; for corporate sustainability which adds to the business’s social responsibilities and enhances its effectiveness, bringing higher cost savings and better profit margins. 8% of consumers said they were more likely to purchase from companies that engages in initiatives to develop society. 3. 0 TOBACCO INDUSTRY AND TOBACCO USE IN MALAYSIA Malaysia is a major cigarette-manufacturing showpiece for tobacco transnational corporations operating in the South East Asian region. Among 92 sectors, the tob acco industry ranks 5th with an economic output totaling to RM11. 7 billion or 3% of Malaysia’s GDP. The tobacco industry in Malaysia comprises of large corporations such as British American Tobacco, market share 68%; Japan Tobacco Inc. 17. 7%; and Philip Morris International, 15. 3%. The industry considers itself a vital contributor in developing Malaysia’s socio-economic condition of the rural population. Tobacco is Malaysia’s most largely cultivated non-food crop, with 12,148 hectares and 1,200 hectares of land solely for tobacco cultivation in Peninsular Malaysia and East Malaysia respectively. The industry’s activities range from tobacco leaf cultivation and curing, tobacco production to marketing and distribution.Records show that more than 190,000 people are employed in the industry, and 120,000 people involved in tobacco farming and curing. Smoking statistics show that 10,000 Malaysians succumb to smoking-related ailments annually, making it the t op killers in the country since the 1980s. According to Global Adult Tobacco Survey based in Malaysia, 23. 1% or 4. 75 million adults currently smoke, 43. 9% (4. 64 million) being men and 1. 0% (0. 10 million) women. The study also suggested that the expenditure on manufactures cigarettes cover 3. % of the GDP in 2011, its data showing present smokers using an average of RM 178. 80 monthly on manufactured cigarettes. 4. 0 PRACTICE OF TOBACCO INDUSTRY CSR IN MALAYSIA The industry engages CSR in various methods to achieve maximum public exposure and influence. The common approach of tobacco industry CSR is corporate philanthropy in which the firms provide monetary aids in areas such as culture and arts, education, shelter, social welfare and the environment. In addition, they offer support to government policies and sponsorship of events such as youth smoking prevention programs.Several firms have even established charitable foundations to fund their initiatives, such as the British A merican Tobacco Foundation which was set up with the aim to obtain and manage funds for education, scientific and other charitable purposes. In conjunction with National Kenaf and Tobacco Board, the foundation has rewarded over 2,000 recipients RM 1. 1 million since its initiation in 2002. Formation of alliances between tobacco firms with non-governmental organizations exist as well.Yayasan Salam Malaysia is a long-term NGO partner of Philip Morris since 2006, both supporting a variety of CSR programs concerning poverty and society’s wellbeing. Their annual partnership had revolved around building information and communication technology (ICT) centres in rural places and providing financial aids for the underprivileged. BAT is also the first local tobacco company to publish Social Reports since 2001; these reports highlighting the firms CSR activities conducted year-round, looking forward to aligning itself with other businesses that conduct CSR activities.The company had rec eived the Malaysian Sustainability Reporting Award from the Association of Chartered Certified Accountants for BAT’s efforts in cancer research. 5. 0 CRITICISMS TOWARD TOBACCO INDUSTRY CSR The tobacco industry is one of the most criticised members of the modern business community. Several disputes have arisen worldwide declaring that tobacco industry products are lethal to their consumers, and the CSR activities will be unable to resolve the fundamental contradiction with ethical corporate citizenship.WHO defines tobacco industry tactics utilizing CSR as a tool â€Å"to promote voluntary measures as an effective way to address tobacco control and create an illusion of being a ‘changed’ company and to establish partnerships with health interests. † These charitable campaigns purposefully influence the perception among youths and adults that the tobacco industry is deceitful and guilty for advocating smoking among youths and adults. Tobacco companies’ internal documents have revealed the motives behind industry-sponsored programs, aimed to increase profits and stimulate company investments.It is alleged that by conducting CSR, tobacco firms aim to build favourable views regarding the industry and tobacco issues by demonstrating their responsibility and concern about the wellbeing of consumers and stakeholders. Another tobacco industry goal is to achieve political influence with the intention of obstruct government efforts to regulate tobacco control, as evident in Malaysia. These CSR initiatives also pose as protection against litigations or lawsuits.The sponsorship of tobacco firms in youth anti-smoking campaigns is claimed to be a scheme to access youths for market research, to normalise brands and to avert success of anti-tobacco campaigns. A report by the British Medical Association stated that tobacco industry CSR as a form of marketing for firms, and as such it should be prohibited under the terms of Article 13 of the Fram ework Convention on Tobacco Control, which calls for Parties to impose a full ban on tobacco advertising, promotion and advertising, including CSR.CSR functions in favour of the industry by creating goodwill with lawmakers and the public, crushing bad publicity for its lethal goods, and resolving conflict from tobacco control advocates. The tobacco-caused death and disease suffered by societies and families contradict the advantages of charity or sponsorship for social interests. Tobacco consumption offers zero merits to the underprivileged, and any financial aid offered by tobacco firms accountable for smoking-related ailments and financial woes of the nation fails to relieve poverty, environmental, or health problems. . 0 POLITICAL ECONOMY AND CONTROL OF TOBACCO IN MALAYSIA Advocacy for tobacco control in Malaysia had begun in the 1970s, with gradual growing initiatives to institute specific legislations to regulate tobacco manufacturing and consumption. Compliant to the FCTC, Mal aysia enacts legislation compliant with the FCTC by providing extensive regulation and banning of advertising, promotion and sponsorship. Presently, Malaysia allows tobacco industry CSR, and it has been abused by the industry as a strategic tool to change its public image.Measures to undertake the Malaysian smoking epidemic is inconsistent – from one point of view, the cost of lives and health interests; while the other, the critical consequences of tobacco control on tobacco farmers and alleviating poverty. The Malaysian government is an active shareholder and advocate of tobacco. They are major partners in two of Malaysia’s largest tobacco corporations with direct financial interests in the industry.Major shareholders of BAT and JTI include statutory bodies such as the Skim Amanah Saham Bumiputera, Employees Provident Fund, and Amanah Saham Malaysia, demonstrating the Malaysian state controlled ownership of shares in the tobacco industry. A large number of Bumiputera s partake in tobacco cultivation with Bumiputera partners being of key importance in the ownership of tobacco firms. Corresponding to the government policy to promote foreign investment, BAT, Philip Morris, and R. J.Reynolds Tobacco Company have set up their subsidiaries and established manufacturing facilities within the country. 7. 0 CONCLUSION In averting the overall poor public image, weak knowledge regarding individual tobacco firms, and more litigations and restraints, the tobacco industry CSR activities are meant to improve public perception of the industry. CSR activities by tobacco firms purposefully highlight their philanthropic contributions to the society and also promote youth smoking prevention programs.As long as there is absence of major restraints and public criticism, the tobacco industry will continue to operate unreservedly, utilising CSR to promote its â€Å"responsible† marketing practices and to receive favorable ratings for individual firms within the country. The tobacco industry’s public relation efforts may possibly influence Malaysian audiences to develop further resistance against the objections faced by the industry, alleviate jurors’ negative scrutiny toward the industry, and thus deteriorating public or legislative support for tobacco control policies in Malaysia.

“History vs Hollywood: The Truth Behind Braveheart” Essay

For the most part the History surrounding â€Å"Braveheart† is accurate, but there are several significant people and events which simply do not match up historically. After watching the movie and reviewing the history behind it, it becomes clear that Hollywood felt they needed to alter several things in order to make the film more entertaining to their viewers. It is interesting to compare the depiction of the characters and events portrayed in the movie to the actual history that surrounds them. The story behind the movie â€Å"Braveheart† focuses on the historic tale of Sir William Wallace of Elerslie, One of Scotland’s greatest heroes. During the 12th century King Edward I of England, also known as Longshanks, ruled Scotland. After returning to his childhood home, William Wallace planned on becoming a farmer and raising a family. After English soldiers had murdered his wife however, his attention became focused on the English occupation of Scotland. United together with other Scottish warriors, Wallace decides to bypass negotiations and fight the English on his own terms (Clater-Roszak 12). William Wallace did indeed lead a rebellion against English occupation in 1296, and was victorious at the battle of Stirling Bridge and lost at Falkirk. After he was captured, he was tried and executed as shown in the film. Several other aspects of his life were not accurately depicted however. Wallace was portrayed as a poor man who was secretly married right before he got in trouble with the English. Actually, he was a commoner who was well educated, and if he wasn’t involved with the war he may have been a scholar. All landed men were required to sign the Ragman Roll, which bound everyone who signed it in loyalty to England’s King Edward I. Those who refused, like Wallace, were outlawed (William Wallace’s†¦42). In response, Wallace and Andrew Moray organized other outlawed men into an army. Moray was killed at Stirling Bridge and was pretty much forgotten, he was not even mentioned in the film. This seems like a rather large omission considering Moray was Wallace’s co leader, and played a fairly large part in the early resistance. Wallace was involved in a romantic relationship, but he wasn’t able to settle down because he was spending most of his adult life at war or in hiding. He was with her when the English discovered his hiding place, and  she stalled them to give Wallace time to escape. Unfortunately she was killed along with the rest of the household because they helped Wallace (Clater-Roszak 12). One aspect of the film that I discovered to be very inaccurate was with the character Robert the Bruce. In the film he betrayed Wallace at the battle of Falkirk by knocking him of his horse, but there is absolutely no evidence of Wallace ever being betrayed during Falkirk. In fact, there are no accounts of Bruce even being involved with the battle of Falkirk. If he was, he most likely didn’t do anything significant. In my opinion this can really hurt the reputation of Robert the Bruce, who was one of Scotland’s bravest and most heroic kings. It is true that Bruce joined the English ranks for a short time, but he most likely did nothing drastic. Bruce actually finished what Wallace had started after returning to Scotland. Another aspect of Bruce that didn’t seem right was when he decided to fight the English at the last minute before submitting to them. I think this was just another attempt at Hollywood to try and spice up the movie a little more. In the film it was Robert the Bruce’s father who convinced him to side with the English, but there is also no evidence that would support this either. Bruce and his father did have some disagreements, but historically they didn’t fight nearly as much as depicted in the film (ALBA-Robert†¦). Overall I think Robert the Bruce as a character was portrayed pretty accurately by Angus MacFadyen, but many of the events that surrounded him were not. During the battle of Falkirk, it shows Wallace going into battle against the wishes of the other Scottish commanders. Based on the accounts I have seen, it appears that this isn’t very accurate. Wallace actually didn’t want to fight at Falkirk, he felt that the field didn’t provide the same advantages presented at Stirling Bridge. When the battle of Falkirk began during the film, all of the Scottish nobles abandoned Wallace which ruined his plans and may have cost him the battle. Historical documents say that the cavalry did indeed withdraw, but the circumstances are unknown (William Wallace: Welcome†¦). It seems Hollywood wants us to assume that Wallace was simply abandoned just as they wanted us to assume that Wallace was betrayed by Robert the Bruce. As for the character of Isabella of France, many historical liberties were taken with her as well. There is no evidence that Wallace and Isabella even met, let alone had a romantic relationship together (William Wallace’s†¦ 43). Hollywood always thinks they have to include some kind of Romance in their movies, and I suppose they felt this was their only opportunity to do so in this film. Not only that, but the fact that Isabella marries Edward II during the time of Sir William Wallace is just ridiculous. He wasn’t even alive when that happened. History shows that Wallace was executed in 1305, while Isabella married Edward II three years later in 1308 (Clater-Roszak). One final note on Isabella is that she seemed ashamed of the cruelty that the English displayed towards the Scots. In reality she had her husband, Edward II, imprisoned and murdered as alluded to in the film, but then launched her own attack on Scotland (William Wallace: Welcome†¦). As far as the actual battles, they seemed pretty authentic except for a few details. First of all, the Scottish warriors did not stand in one big group as shown in the film, but in circular formations called Schiltrons. This is a formation that Wallace actually perfected. In one scene it appears to the viewer that Wallace has invented the use of spears against the cavalry out of desperation, but this is actually a very ancient practice used during the Roman times (William Wallace: Welcome†¦). Other than these few instances the battle scenes seem pretty accurate. It is very obvious that Hollywood changed around some of the History surrounding â€Å"Braveheart†, but this is to be expected. In order to make a successful film they felt they needed to add what’s exciting while omitting what isn’t. The film was obviously a huge success because of its entertainment value, but this is unfortunately at the expense of the actual History behind the story. To be fair there are many aspects of Sir William Wallace’s life that are unclear or unknown, and the essence of the majority of the characters is correct. This does not excuse some of the major inaccuracies however, and it is unfortunate that some people’s perception of this era and its respective events are solely based on this film. Braveheart. Dir. Mel Gibson. Perf. Mel Gibson, Sophie Marceau, Patrick McGoohan, Catherine McCormack, and Brendan Gleeson. Paramount Pictures, 1995. Clater-Roszak, Christine. â€Å"Sir William Wallace ignited a flame†¦Ã¢â‚¬ . Military History, Oct97, Vol. 14 Issue 4, p12, 3p. 16 Nov 2003. Academic Search Premier â€Å"William Wallace’s adventure through time†. British Heritage, Oct/Nov96, Vol. 18 Issue 6, p42, 2p. 16 Nov 2003. Academic Search Premier â€Å"ALBA- Robert the Bruce†. Highlander Web Magazine. Aug 1998. 16 Nov 2003. < http://www.highlanderweb.co.uk/wallace/bruce.htm> â€Å"William Wallace: Welcome to the Truth†. Highlander Web Magazine. Aug 1998. 16 Nov 2003. < http://www.highlanderweb.co.uk/wallace/thetruth.html>